WOORDENSCHAT MAP 5 / MAP 6

MAP 5
Leerboek, p. 61 Communicatiedoelen
Fs
aanbeveling(en), de
recommandation, la
aanmoedigen
encourager
vrijetijdsbesteding(en), de
loisir, le
Leerboek, p. 61 Enquête
duosprong(en), de
saut en parachute à deux, le
vereniging(en), de
association, l'
Leerboek, p. 61 Reddingszinnetjes
indruk(ken), de
impression, l'
langzaam (-zame)
lent(e)
moed, de (houd er de moed in!)
courage, le (bon courage!)
oplossen
solutionner
taai(e) (houd je taai!)
tenace (tiens bon!)
voortdoen
continuer
waarderen
apprécier, estimer
Leerboek, p. 62 Klassenpraat
Fs
beoefenen
pratiquer, faire
beurs (beurzen), de
bourse, la - foire, la
bewegen
bouger
durver(s), de
risque-tout, le
gevecht(en), het
combat, le
kick(s), de (voor de kick gaan)
stimulant, le (choisir les activités stimulantes)
nadeel (-delen), het
inconvénient, l' - désavantage, le
ondervragen
interroger
ontdekken
découvrir
overtuigen
convaincre
peperduur (-dure)
terriblement cher (salé)
rondhangen
traîner
stoefer(s), de
vantard(e)
uitrusting(en), de
équipement, l'
verslaafd
accro
Leerboek, p. 65 Thematische woordenschat
Fs
atletiek, de
athlétisme ,l'
hype(s)
mode, la
kantklossen
faire de la dentelle aux fuseaux
LAN-party('s), de
LAN-party, la
netwerk(en), het
réseau, le
ouderwets(e)
vieux jeu, démodé
talentenjacht(en), de
chasse aux talents, la
zoektocht(en), de
quête, la
Leerboek, p. 66 Ongewone sporten - Voor echte durvers
Fs
berg(en), de
montagne, la
binden
lier, relier
breinaald(en), de
aiguille à tricoter, l'
brug(gen), de
pont, le
canyoning
canyoning, le
ervaren
éprouver, faire l'expérience de
evenwicht(en), het
équilibre, l'
garanderen
garantir
gezichtsbescherming(en), de
protection du visage, la
glijden
glisser
handvaardigheid (-heden), de
habileté manuelle, l' - travaux manuels, les
hoogtevrees, de
vertige, le
kabel(s), de
câble, le
kitesurfen
kitesurfing
klif(fen), het
falaise, la
koord(en), het
corde, la
lef, het
culot, le
liaan (lianen), de
liane, la
mikken
viser
ondersteboven
sens dessus dessous
ongewoon (-wone)
inhabituel(le)
pak(ken), het
costume, le
raften
faire du rafting
raken
toucher
ravijn(en), het
ravin, le
razendsnel(le)
ultra-rapide - avec une rapidité fulgurante
rondje(s), het
petit tour, le
snelheid (-heden), de
vitesse, la
spanning(en), de
tension, la
speedskiën
ski de vitesse, le
spel (spellen of spelen), het
jeu, le
sprong(en), de
saut, le
stokje(s), het
bâtonnet, le - baguette, la
tak(ken), de
branche, la
tegenspeler(s), de
adversaire, l'
top(pen), de
sommet, le
twijfel(s), de
doute, le
verf (verven), de
peinture, la
verfballetje(s), het
balle de peinture, la
verfgeweer (-weren), het
pistolet à peintures, le
verzekeren
assurer
vliegeren
jouer au cerf-volant
voorttrekken
avancer en tirant, remorquer
vrees (vrezen), de
peur, phobie, la
waterval(len), de
cascade, la
wildwaterrivier(en), de
rivière sauvage, la
Oefenboek, p. 113 Ongewone sporten - Voor echte durvers
Fs
balans, de
équilibre, l'
kleurstof, de
colorant, le
rots(en), de
rocher, le
voortbewegen
avancer, se mouvoir, propulser
Leerboek, p. 68 Welke sport past bij jou?
Fs
aanraking, de (in aanraking komen met)
contact (entrer en contact avec)
krachtsport(en), de
sport de force, le
tegenstander(s), de
adversaire, l'
vechtsport(en), de
sport de combat, le
Leerboek, p. 69 Sporters gezocht
Fs
aanraken
toucher
denksport(en), de
sport cérébral, le
dieptevrees, de
peur des profondeurs, la
raadsel(s), het
devinette, la - énigme, l'
watervrees, de
peur de l'eau, la
Leerboek, p. 70 Wat voor een sporter ben jij?
chillen
se reposer, se détendre, ne rien faire
deelname, de
participation, la
dergelijk (en dergelijke)
pareil (et d'autres du même genre)
hevig(e)
fort(e), violent(e)
joggen
faire du jogging
nieuwjaarsduik(en), de
plongeon du nouvel an, le
passie(s), de
passion, la
plots
soudain
salontafeltje(s), het
table de salon, la
tenminste
du moins
turnoefening(en), de
exercice de gymnastique, l'
verbreken (een record)
battre (un record)
vriezen
geler
wiiën
jouer à la Wii
zeilboot (-boten) de
voilier, le
Leerboek, p. 72 Gezonde en ongezonde gewoontes
Fs
beweging(en), de
mouvement, le
blind (blinde vinken)
aveugle (paupiettes)
bloemkool (-kolen), de
chou-fleur, le
druif (druiven), de
raisin, le
erwt(en), de
pois, le
garnaal (-nalen), de
crevette, la
gehaktballetje(s), het
boulette de viande hâchée, la
kabeljauw(en), de
cabillaud, le
kalfsvlees, het
viande de veau, la
kers(en), de
cerise, la
kippenboutje(s), het
cuisse de poulet, la
lamsvlees, het
viande d'agneau, la
mossel(en), de
moule, la
perzik(en), de
pêche, la
pompoen(en), de
courge, la
prei(en), de
poireau, le
rundvlees, het
viande de bœuf, la
samenvatten
résumer
sperzieboontje(s), het
haricot vert, le
stoofvlees, het
viande à l'étuvée, la
tonijnsla, de
salade de thon, la
tussendoortje(s), het
coupe-faim, le - en-cas, l'
vet(ten), het
graisse, matière grasse, la
vink(en), de (blinde vinken)
oiseau sans tête, l’ (paupiettes)
voortdurend(e)
permanent(e)
witlo(o)f, het
endive, l' - chicon, le
wortels, de
carotte, la - racine, la
zalm(en), de
saumon, le
Leerboek, p. 74 Spreekopdrachten
Fs
beroemd(e)
célèbre
ploegmaat(s), de
coéquipier, le
Oefenboek, p. 122 BZL - Heb jij al een hobby?
Fs
achterhalen
rattraper, retrouver, découvrir
afgelopen
passé
anno
année, l'
bezighouden (zich -)
occuper (s')
borduurwerk, het
broderie, la
knippen
couper (avec des ciseaux)
luciferhoutje(s), het
bois d'allumette, le
tegelijkertijd
en même temps
tegendeel (-delen), het
contraire, le
vaardigheid (-heden), de
compétence, la
verdwijnen
disparaître
Oefenboek, p. 123 BZL - De man achter de Nintendospelletjes
bestseller(s), de
succès de librairie, le
ontstaan
apparaître, prendre naissance
ontwerpen
concevoir
volgens
selon
Oefenboek, p. 124 BZL - Make-A-Wish
Fs
bovenop
là-dessus, sur ce
donatie(s), de
don, le
gondel(s), de
gondole, la
hartenwens(en), de
désir le plus cher, le
levensbedreigend(e)
mortellement grave
overhandigen
remettre
steunen
supporter, soutenir
verdubbelen
doubler
Oefenboek, p. 125 BZL - Balkonspringen in Spanje
Fs
aflopen
se terminer
flatgebouw(en), het
immeuble à appartements, l'
melden
annoncer, mentionner
verbouwen
transformer, rénover
voorkomen
éviter, prévenir
zomerrage, de
rage (mode) d'été, la
Oefenboek, p. 125 BZL - Jongeren en hun hobby's
Fs
bevallen
plaire
omschrijven
décrire
ronken
ronfler, ronronner
sindsdien
depuis lors
verliezer(s), de
perdant(e), le, la
winnar(s), de
gagnant, le
zelfs
même



MAP 6

Oefenboek, p. 128 Voorproefje
Fs
aanleiding(en), de (naar aanleiding van)
occasion, l' (à l'occasion de)
beleven
vivre
de oliefantenpijp (broek)
la patte d'éléphant (pantalon)
golf (-ven), de
vague, la
kraag (kragen), de
col, le
Leerboek, p. 75 Communicatiedoelen
gezondheidsklacht(en), de
plainte à propos de sa santé, la
Leerboek, p. 75 Enquête
belang, het (belang hechten aan)
intérêt, l' - importance, l'
hechten (belang hechten aan)
attacher, accorder (de l'importance à )
Leerboek, p. 76 Reddingszinnetjes
afblijven van
ne pas toucher
afraden
déconseiller
pokeren
jouer au poker
raad (raden), de
conseil, le
roken
fumer
verbieden
interdire
Leerboek, p. 77 Klassenpraat
Fs
aanpassen
adapter
bedriegen (schijn bedriegt)
tromper (les apparences sont trompeuses)
beoordelen
juger
bovendien
de plus
imago('s), het
image, l'
kapsel(s), het
coiffure, la
laten zetten
faire mettre, placer
lichaamsversiering(en), de
décoration corporelle, la
look, de [luk]
look, le
merkkleding, de
vêtements de marque, les
navel(s), de
nombril, le
opvallend
remarquable, voyant
overdrijven
exagérer
schijn, de (schijn bedriegt)
apparence, l'
schilderen
peindre
sprake (geen sprake van)
question (il n'en est pas question)
spreuk(en), de
dicton, proverbe, le
stijl(en), de
style, le
tatoeage(s), de
tatouage, le
trouwens
d'ailleurs
uiteraard
naturellement
Leerboek, p. 80 Klasinterview
Fs
aankleden (zich -)
habiller ( s'habiller)
afvragen (zich -)
demander (se demander)
duur (dure)
cher (chère)
essentieel (-tiele)
essentiel
herinneren (zich -)
rappeler (se - ), se souvenir
lelijk(e)
laid(e)
onnodig(e)
inutile
opmaken (zich -)
arranger (se maquiller)
overbodig(e)
superflu(e)
stap(pen), de (op stap gaan)
pas, le (sortir)
tweedehands
d'occasion
vies (vieze)
sale
Leerboek, p. 81 Maken de kleren de man of de vrouw?
Fs
besteden (tijd - aan)
consacrer (du temps à)
droomkleed (-kleren), het
robe de rêve, la
hoeven (niet hoeven… te…)
devoir (ne pas devoir)
kwaliteit(en), de
qualité, la
kwartet(ten), het
quartet, le
meerdere
plusieurs
nagellak, het/de
vernis à ongles, le
onderhandelen
négocier
opbergen
ranger
opmaken (zijn haar -)
s'apprêter les cheveux
pakken
prendre
razend (heel boos)
furieux (-rieuse)
reconstrueren
reconstruire
schoolgalabal(s), het
bal de gala de l'école, le
snuffelen
fureter, flairer
spuitbus(sen), de
bombe, la
verfrommelen
froisser
versieren
décorer
verzorgd(e)
soigné(e)
waard (het geld waard zijn)
important (valoir son argent)
Oefenboek, p. 138 Maken de kleren de man of de vrouw?
Fs
afschuimen
écumer (parcourir la ville)
geflipt(e)
extravagant(e), raté(e)
groeien
croître, pousser
koopgedrag, het
habitudes d'achat (les)
lief (lieven), het
petit(e) ami (e), le (la)
schelen (het kan me niet schelen)
peu importe
verschrikkelijk(e)
affreux (-freusement)
waardeloos (-loze)
sans valeur, nul
zuinig(e)
économe
Leerboek, p. 82 Piercings? Ringetjes met risico's!
Fs
aids, de
sida, le
besmetting(en), de
contamination, la
bloed, het
sang, le
bloeding(en), de
saignement, le
doorboren
percer
doorsteken
traverser
geelzucht, de
jaunisse, la
gevaar (-varen), het
danger, le
gevolg(en), het
conséquence, la
hersenen, de
cerveau, le
ieder(e) (in - geval)
chacun(e), chaque (en tout cas)
letterlijk(e)
littéral(ement), mot à mot
lichaam (-chamen), het
corps, le
lip(pen), de
lèvre, la
litteken(s), het
cicatrice, la
lodderoog (-ogen), het
paupière lourde, la
naald(en), de
aiguille, l'
ontsteking(en), de
inflammation, l'
ooglid (-leden), het
paupière, la
oorzaak (-zaken), de
cause, la
opleiding(en), de
formation, la
opstellen
rédiger
orgaan (-ganen), het
organe, l'
patiënt(en), de
patient, le
reden(en), de
raison, la
ringetje(s), het
petit anneau, le
risico('s), het
risque, le
schoon (schone)
propre, beau (belle)
slaperig(e)
somnolent(e)
tong(en), de
langue, la
vermijden
éviter
wenkbrauw(en), de
sourcil, le
zacht(e)
doux (douce)
zenuw(en), de
nerf, le
Leerboek, p. 83 Wat moet je weten over tatoeages?
Fs
Christus
Christ, le
daarenboven
en outre
decoreren
décorer
eenmaal
une fois
eeuwenlang
durant des siècles
Egyptenaar (-naren), de
Egyptien, l'
gereedschap(pen), het
outil, l'
henna, de
henné, le
hoogstens
tout au plus
kleurmiddel, het
colorant, le
maatschappij(en), de
société, la
permanent(e)
permanent(e)
rebelleren
se rebeller
samenleven
vivre ensemble
steriliseren
stériliser
tijdelijk(e)
temporaire
vrijwel
pratiquement
Leerboek, p. 84 Thematische woordenschat
Fs
besmetten
contaminer
bloedneus (-neuzen), de
saignement du nez, le
buikloop, de
diarrhée, la
buil(en), de
bosse, la
duizelig(e)
pris de vertige
enkel(s), de
cheville, la
flauwvallen
s'évanouir
hechting(en), de
point de suture, le
hevig(e) (hevige hoofdpijn)
violent mal de tête, le
hinken
boiter
hoesten
tousser
koortsuitslag, de
boutons de fièvre, les
kou, de
froid, le
lijden aan
souffrir de
muggenbeet (-beten), de
piqûre de moustique, la
niezen
éternuer
oordopje(s), het
oreillette, l'
opdoen (een verkoudheid opdoen)
attraper (un rhume)
pols(en), de
poignet, le
röntgenfoto's maken
faire des radiographies
schelen (wat scheelt er?)
ne pas aller (qu'est-ce qui ne va pas?)
spuitje(s), het
piqûre, la
verbranden
brûler
verdoven
endormir
verkoudheid (-heden), de (een verkoudheid opdoen)
rhume, le (attraper un  -)
verpleegkundige(n) de
infirmier (-mière)
verstuiken
fouler
weleens
jamais
wespensteek (-steken), de
piqûre de guêpe, la
zonneslag, de
coup de soleil, le - insolation, l'
zwellen
gonfler, enfler
Leerboek, p. 86 Oproepen
Fs
buikgriep, de
grippe intestinale, la
defect(e)
défectueux, en panne
emmer(s), de
seau, le
emmertje(s), het
petit seau, le
ervaring(en), de
expérience, l'
huidig(e)
actuel(le)
kwetsen
blesser
linkshandig(e)
gaucher (-chère)
medicijn(en), de
médicament, le
onvoorzichtig(e)
imprudent(e)
rem(men), de
frein, le
rusten
reposer, se reposer
schat(ten), de
trésor, le
struikelen
trébucher
uitglijden
glisser
uitkijken
faire attention
uitzieken
laisser la maladie suivre son cours
verleden (vorige)
passé(e), dernier (-nière)
verstrooid(e)
distrait(e)
vrezen
craindre
Oefenboek, p. 142 De Lieverdjes
Fs
de single (het singletje)
quarante-cinq tours, le
Leerboek, p. 88 Spreekopdrachten
Fs
afspraak (-spraken), de
accord, l' - rendez-vous, le
kledingstijl(en), de
style de vêtement, le
miskoop (-kopen), de
mauvais achat, le
Oefenboek, p. 148 BZL – Mode is cool!
Fs
beeld(en), het
image, l'
modegek(ke)
esclave de la mode
modieus (-ze)
à la mode
neusring(en), de
anneau dans le nez, l'
optutten (zich -)
se pomponner
snufje(s), het
gadget, le
trend(s), de
mode, la - tendance, la
uurwerk(en), het
horloge, l'
vernieuwend(e)
novateur (-trice)
verstaan (verstaan onder)
comprendre, (entendre par)
Oefenboek, p. 152 BZL - Wat zegt je kamer over jou?
Fs
dromerig
rêveur (-veuse)
gezelligheid, de
ambiance agréable, l'
kaars(en), de
bougie, la
rommelig(e)
désordonné(e)
Oefenboek, p. 153 BZL – Ben jij geflipt?
alhoewel
encore que, bien que
gehuppel, het
sautillement, le
haten
haïr



Geen opmerkingen:

Een reactie posten